In de discussie over het tekort op de arbeidsmarkt gaat het vaak over vrouwen die meer moeten gaan werken. Volgens Naomi Ellemers ligt dat nogal wat genuanceerder.
Illustratie: Hein de Kort voor Het Financieele Dagblad
Uitvallende treinen, klassen die naar huis worden gestuurd, gesloten operatiekamers: in alle beroepsgroepen en sectoren zijn de gevolgen van de personeelstekorten pijnlijk zichtbaar. In de zoektocht naar oplossingen gaat veel aandacht uit naar het hoge percentage vrouwen dat in deeltijd werkt. Hoe kunnen we hen bewegen om meer uren te gaan werken?
In die discussie valt steevast de term ‘deeltijdprinsesjes’. Dit roept het beeld op van vrouwen die een paar uurtjes werken voordat ze gaan lunchen met vriendinnen of zich met hun hobby bezig houden, en halverwege de middag aan de witte wijn beginnen. Als zij gewoon wat meer uren gaan maken, zouden alle problemen verdwijnen. Wie even om zich heen kijkt, ziet dat dit beeld van geen kanten klopt.
Hoe zit het dan wel? Waarom werken zoveel vrouwen in deeltijd? En wat hebben ze nodig om meer te gaan werken?
Op de werkvloer worden mensen (m/v) in zogenaamde ‘vrouwenberoepen’ waar veel parttime gewerkt wordt – zoals in het onderwijs of de zorg - stelselmatig overbelast en ondergewaardeerd. Daarbij geldt de ‘Wet van Sullerot’: naarmate meer vrouwen instromen in een bepaalde beroepsgroep, daalt het aanzien ervan, en het salaris. In alle beroepsgroepen en functies is te zien dat vrouwen gemiddeld minder verdienen dan mannen. Dat geldt voor het salaris én voor bonussen. Het CBS rapporteert jaar in jaar uit een verschil in gemiddelde uurlonen, dat in tien jaar tijd van 18% is afgenomen tot 13%. Hoewel er al een aantal jaren geen verschillen meer zijn in opleidingsniveau – en jongere generaties vrouwen zelfs hoger opgeleid zijn – werken mannen vaker in de hoogst betaalde banen. Dat verschil is ook zichtbaar in deeltijdbanen, en in de zorg.
‘Het overgrote deel van de onbetaalde mantelzorg komt neer op vrouwen’
Verklaringen zijn te vinden in het verschijnsel dat dezelfde kennis en prestaties als minder waardevol worden gezien als ze van een vrouw komen. Zo toont wetenschappelijk onderzoek aan dat vrouwelijke docenten een systematisch lagere waardering krijgen dan mannen – terwijl daar geen rationele verklaring voor is. Vrouwen krijgen minder snel het voordeel van de twijfel bij sollicitaties, moeten zich langer bewijzen voordat ze zich kunnen ontwikkelen op het werk en stromen minder vaak door naar hogere functies. De vrouwen die dat wel lukt, moeten vaak werken onder slechtere omstandigheden, met minder ondersteuning dan hun mannelijke collega’s. Tientallen jaren onderzoek hebben deze mechanismen keer op keer aangetoond, zowel in grote datasets met duizenden observaties als in gecontroleerde experimenten. Wie dit alles moeilijk kan geloven, kan het nalezen in het boek Waarom vrouwen minder verdienen, waarin Sophie van Gool veel van dit onderzoek samenvat.
Tegelijk hebben vrouwen op het werk het grootste aandeel in ‘onzichtbare’ taken, die fysiek uitputtend en emotioneel belastend zijn. Zoals ondankbare administratieve of praktische klusjes, het bijstaan van collega’s, leerlingen of patiënten met emotionele problemen of het organiseren van sociale activiteiten. Daarbij werken vrouwen vaak in situaties die voor hen fysiek (verpleging, thuiszorg) of sociaal (grensoverschrijdend gedrag, seksuele intimidatie) onveilig zijn.
Ook in de thuissituatie zijn het nog steeds de vrouwen die de meeste tijd investeren in huishoudelijke taken, gezinsactiviteiten of het onderhouden van familierelaties. Dat geldt ook voor vrouwen die evenveel werken of meer verdienen dan hun mannelijke partner. Zo bleken de lockdowns tijdens de coronapandemie grotere gevolgen te hebben voor de vrije tijd en het welbevinden van vrouwen dan van mannen. Dit zie je ook bij de afweging of het de moeite waard is meer uren te gaan werken. In gedachten worden de kosten van extra kinderopvang of huishoudelijke hulp meestal afgetrokken van het salaris van de vrouw, niet van dat van de man.
Ten slotte komt het overgrote deel van de onbetaalde mantelzorg neer op vrouwen. Alleen al in mijn eigen kennissenkring zie ik tal van voorbeelden - waarbij de werkgever weinig behulpzaam was. De vriendin die voor haar demente moeder zorgt, moest daarvoor vakantiedagen opnemen in plaats van zorgverlof te krijgen. De buurvrouw wier man al jaren ziek is, moest steeds avonddiensten draaien, zodat ze thuis geen maaltijd kon verzorgen. De collega wier kind wegens een ontwikkelingsstoornis niet naar school kan, kreeg te horen dat dit schadelijk was voor haar loopbaan.
Over de gehele linie hebben vrouwen te maken met werksituaties waarin ze zwaarder belast worden dan mannen en thuis minder vrije tijd overhouden. Tegelijk is er minder vertrouwen in hun kunnen, minder waardering voor hun bijdragen én worden ze minder betaald. Dat doet meer denken aan Assepoester dan aan een verwende prinses.
Gratis schoonmaak
In plaats van een ‘voltijdbonus’, hebben vrouwen meer aan structureel gelijke loopbaankansen, beloningen en bonussen, en hogere salarissen voor ‘vrouwenberoepen’. Daarnaast verdienen ze betere werkomstandigheden waarin ook ‘onzichtbaar’ werk gelijk verdeeld en beloond wordt, en men zich inzet voor een (sociaal) veilige werkomgeving. Ten slotte kunnen werkgevers meer doen om de combinatie van werk en gezinstaken gemakkelijker te maken, en mantelzorg te faciliteren. Bijvoorbeeld door thuis maaltijden te laten bezorgen of een gratis was-, schoonmaak-, of oppasservice aan te bieden – bijvoorbeeld als extra compensatie voor avond- of weekeinddiensten.
Want wie verwacht dat vrouwen meer uren gaan werken zou hen om te beginnen niet als Assepoesters, maar als volwaardige werknemers moeten behandelen.
Naomi Ellemers is organisatie- en sociaalpsycholoog en universiteitshoogleraar aan de Universiteit Utrecht.
Reacties
Wilt u reageren? Stuur uw bijdrage naar opinie@fd.nl. Spelregels voor lezersbijdragen treft u hier.