Financiële toezichthouders deden de afgelopen weken alles om het bancaire systeem te stabiliseren, inclusief het oprekken van de regels. Maar, waarschuwt Maria Demertzis, hoe lang kunnen ze zulk beleid volhouden?
Illustratie: Hein de Kort voor Het Financieele Dagblad
'Binnen ons mandaat is de Europese Centrale Bank bereid om te doen whatever it takes om de euro te behouden. En geloof me, het zal genoeg zijn.' Het zijn de beroemde woorden die de toenmalige ECB-president, Mario Draghi elf jaar geleden uitsprak om de euro te redden. Bij die gelegenheid bleek alleen al de toewijding om alles te doen voldoende om de markten te kalmeren, binnen Europa en wereldwijd.
De generatie beleidsmakers die aan het 'whatever it takes-succes' heeft bijgedragen zit nog steeds op de bestuursstoelen. De Amerikaanse president Joe Biden en minister van financiën Janet Yellen, bijvoorbeeld, speelden allebei een centrale rol in de besluitvorming toen de financiële crisis zich meer dan tien jaar geleden ontvouwde. Biden indertijd als vice-president, Yellen was bestuurslid van de Amerikaanse Federal Reserve Board (FED).
Geconfronteerd met de turbulentie op de financiële markten van de afgelopen weken was hun reactie onvermijdelijk om opnieuw te doen 'whatever it takes'.
Oprekken
Het probleem met whatever is dat het groot moet zijn, waarschijnlijk ongekend groot, en dat het ook veel problemen met zich kan meebrengen. Dat hebben we gezien bij de Silicon Valley Bank (SVB) en Credit Suisse. In zowel in de Verenigde Staten als in Zwitserland maakten toezichthouders zich zorgen over het effect dat de problemen van één bank op het hele systeem kunnen hebben. Ze kozen daarom voor het oprekken van de regels, in een poging om alles te doen om het systeem te stabiliseren. En hoewel dat nog steeds binnen de wet viel, waren hun acties onverwacht en met mogelijk blijvende gevolgen.
In het geval van SVB ging het om de vraag wat er met de deposito's zou gebeuren. Het depositogarantiestelsel dat na de financiële crisis van 2008 in de VS werd uitgebreid, dekte slechts $250.000. Aangezien een overgrote meerderheid van de klanten de SVB gebruikte voor het dagelijkse cashmanagement van hun bedrijf (bijvoorbeeld voor uitbetaling van de salarissen) zou vasthouden aan deze dekkingsregel het geld van veel bedrijven hebben weggevaagd. Zij zouden niet meer in staat zijn om hun personeel uit te betalen.
Slecht voorbeeld
Het mogelijke domino-effect was groot. Daarover wilden de beleidsmakers niet lang nadenken. De slechte ervaring met de Amerikaanse subprime-markt, de katalysator van de crisis in 2008, stond nog in hun herinnering gegrift. Niet bereid om weer een dergelijk risico te nemen, garandeerden de beleidsmakers alle deposito's, ook de hogere bedragen.
Wat er daarna gebeurt, moet zich nog ontvouwen. Zijn alle stortingen nu overal en altijd gegarandeerd? Wie betaalt deze garanties? Zijn de middelen die banken voor zulke gevallen opzij zetten, nog voldoende? Gaat de belastingbetaler opnieuw de last dragen? De stap om alle deposito's te garanderen, verandert mogelijk het wezen van bankieren. Is dit wat de beleidsmakers wilden bereiken?
Het probleem van Credit Suisse, een paar dagen later, was in de kern anders dan bij SVB, maar de reactie van de beleidsmakers was weer: afwijken van de regels.
Geconfronteerd met de noodzaak om de waarde van activa af te schrijven, om zo Credit Suisse aan UBS te kunnen verkopen, omzeilden de autoriteiten de volgorde waarin dit voor de verschillende soorten activa doorgaans wordt gedaan. Normaal gesproken wordt de waarde van aandeelhouders als eerste weggestreept vóór alle andere activahouders. Nu besloten de Zwitserse autoriteiten enige waarde voor de aandeelhouders te behouden en de waarde van additional tier-1-obligatiehouders (AT1) volledig weg te strepen.
‘Er zijn geen lokale markten meer, alleen nog lokale belangen. Dat geldt vooral voor de bankensector’
De AT1-obligatiehouders zijn natuurlijk ontzet en zullen een rechtszaak aanspannen. Maar de gevolgen van hoe in deze noodsituaties de waarde wordt verwaterd, reiken verder dan Zwitserland. Wereldwijde AT1-obligatiehouders geloven dat zij nu de eerste verdedigingslinie zijn in elke situatie waarin waarde moet worden afgeschreven. Terwijl dat in het contract dat zij hebben ondertekend wellicht anders beschreven staat.
De financiële autoriteiten van de Europese Unie (het Gemeenschappelijk Toezichtsmechanisme van de Europese Centrale Bank) haastten zich om te verzekeren dat zoiets niet gaat gebeuren binnen de unie. Maar hoe overtuigend en geloofwaardig is dit, als in de dagen ervoor twee andere, doorgaans ook geloofwaardige, autoriteiten kozen voor whatever it takes om hun binnenlandse markten te beschermen?
Er zijn geen lokale markten meer, alleen nog lokale belangen. Dat geldt vooral voor de bankensector, die wereldwijd is verbonden en waarin informatie zich onmiddellijk mondiaal verspreidt. De problemen van één land zijn tegenwoordig de problemen van iedereen. En als crises zich opstapelen, worden de kanonnen om ze te bestrijden ook groter en groter. Ongetwijfeld zullen autoriteiten dan opnieuw de regels willen aanpassen, om een bredere reeks van onvoorziene omstandigheden af te dekken. Dan is het beleid opnieuw whatever it takes.
Toch zullen we met dit beleid snel tegen grenzen aan lopen. We weten allemaal dat dit geen tijd meer is voor andere regels, maar dat het hoog tijd is voor een ander systeem.
Maria Demertzis is senior fellow van de economische denktank Bruegel en hoogleraar economisch beleid aan de Europese Universiteit in Florence.
Wilt u reageren?
De opinieredactie van het FD verwelkomt uw bijdrage. Stuur uw reactie naar opinie@fd.nl. De spelregels voor lezersbijdragen vindt u hier.