Voor Nederlandse universiteiten en hogescholen is de Summer School een middel om studenten te lokken. Voor studenten biedt een zomercursus een all-inpakket van plezier, vrienden, kennis, cultuur en een plus op hun cv.
De markt voor Summer Schools laat in Nederland, maar ook daarbuiten, een ongekende groei zien. Onder aanvoering van Utrecht Summer School (USS), de grootste aanbieder van kortdurende zomerprogramma’s voor studenten in Europa, maken Nederlandse universiteiten en hogescholen van de nood een deugd. Door de seizoensmatige overcapaciteit aan docenten, collegezalen en studentenkamers in de zomermaanden in te zetten voor kleinschalig, intensief onderwijs aan voornamelijk buitenlandse studenten haken universiteiten in op de stijgende behoefte aan internationale kennis en ervaring. Tegelijkertijd dekken de instellingen daarmee een deel van hun vaste kosten in een periode waar vroeger geen inkomsten werden gegenereerd.
Naast de financiële haalbaarheid, die voor veel Summer Schools een belangrijk uitgangspunt is, spelen diverse andere motieven een rol. Universiteiten en hogescholen moeten steeds harder wedijveren om de gunst van de student. Die moet op zijn beurt in een korter tijdsbestek met eigen of geleend geld een studie afronden en wil zich onderscheiden van zijn medestudent. Dat betekent dat vakantieperioden deels worden gebruikt om tegen betaling een extra vak of verdieping te volgen, dan wel bij te spijkeren.
Voor de onderwijsinstellingen is het zomerprogramma ook een marketinginstrument om zich te onderscheiden en bachelorstudenten te lokken voor een masterprogramma, of om masterstudenten voor een promotieplaats binnen te halen. Daarbij vormen nationale grenzen voor studenten niet langer een obstakel. Integendeel, internationale studiepunten en contacten zijn een pluspunt op het cv. De toenemende populariteit van internationale uitwisselingsprogramma’s is daarvan het beste bewijs.
Al met al ontkomt geen enkele zichzelf respecterende Nederlandse universiteit of hogeschool aan een Summer School. Iedere instelling kiest daarbij voor een eigen aanpak. De nieuwste trend is zelfs een Winter School.
Utrecht
‘De organisatie van de Utrecht Summer School kun je vergelijken met die van warenhuis De Bijenkorf.’ Jeroen Torenbeek, initiator en directeur, is trots op zijn aanpak. ‘Mijn medewerkers en ik nemen de facilitaire zaken, zoals de huisvesting, de marketing en de sociale organisatie, voor onze rekening. De vakgroepen zijn verantwoordelijk voor de inhoud van de studieprogramma’s, de docenten en het studiemateriaal.’
‘Die taakverdeling werkt zeer efficiënt. Natuurlijk adviseren wij hen wel op sommige onderdelen, zoals de prijs van de cursussen en het minimumaantal studenten per programma. Maar de kwaliteit, de duur, de keus van docenten en het vereiste niveau van de studenten, laten we volledig over aan de vakgroepen. Als al die zaken ook op mijn bordje zouden liggen, zou ik veel meer medewerkers nodig hebben. We doen het nu met tweeënhalve permanente krachten en drie extra personeelsleden in de zomermaanden’, legt Torenbeek uit. Inmiddels hebben ook de Hogeschool Utrecht en de Hogeschool voor de Kunsten in Utrecht (HKU) zich aangesloten.
De enige rem op de groei is volgens hem het aanbod van leegstaande kamers. Voor de kortere cursussen moet hij ook regelmatig gebruikmaken van hotelkamers.
Torenbeek heeft er geen enkele moeite mee om collega’s van Summer Schools ‘het geheim van de kok’ te vertellen. Zijn nieuwste initiatief is een zomercursus van drie perioden van twee weken in combinatie met Universitá Cattolica in Rome en de Freie Universität in Berlijn. Het onderwerp is de ‘Making of Europe’.
Leiden
De Leidse Summer School for Languages and Linquistics is een heel ander verhaal dan het zeer brede aanbod dat Utrecht biedt. Directeur Alexander Lubotsky startte het zomerprogramma tien jaar geleden met de idee dat LUCL (Leiden University Center for Linguistics) op deze manier het onderwijs in een aantal unieke talen in de lucht kon houden en zich kon profileren als het centrum voor taaldiversiteit. ‘Voor vakken als Armeens of Soemerisch is te weinig belangstelling om een volledig academisch programma in stand te houden. Maar er zijn wereldwijd wel genoeg studenten die in een korte zomercursus van twee weken geïnteresseerd zijn’, legt Lubotsky uit. Hij is hoogleraar vergelijkende Indo-Europese taalwetenschap.
Met de zogeheten unica-gelden van het ministerie kon het LUCL een zomerprogramma met bijzondere taalcursussen opzetten. Daarop schrijven niet alleen studenten zich in, maar ook promovendi en docenten, zo licht programmamanager Anne Rose Haverkamp toe.
Bij de samenstelling van het programma heeft Lubotsky uitdrukkelijk gekozen voor de ‘unica’ die Leiden te bieden heeft. ‘Ik had geen behoefte aan een cursus Rembrandt of Van Gogh om veel mensen te trekken.’
De formule blijkt een succes. Begonnen met 80 deelnemers is de Summer School gegroeid naar 200. Nadat het potje van het ministerie was opgesoupeerd, besloot het Leidse college van bestuur de activiteiten met € 10.000 te ondersteunen.
‘De School levert de universiteit ook geld op, want door de kennismaking ermee besluiten studenten met regelmaat om hun masters hier voort te zetten. En voor iedere mastertitel ontvangt de universiteit geld, ik meen € 6000, van het ministerie’, vertelt Lubotsky.
Den Haag
De Haagse Hogeschool heeft met een thematisch programma haar Summer School op weer een andere leest geschoeid. ‘Het thema van dit jaar, Vrede, sluit nauw aan bij de uitstraling van Den Haag als stad van internationaal recht en vrede’, zo legt Simone Fredriksz, faculteitsdirecteur van de HSS uit. Afwijkend is ook dat het zomerprogramma vooral gericht is op de studenten van de 400 partneruniversiteiten en -hogescholen en de eigen Haagse studenten. ‘De bedoeling is om de student kennis te laten maken met de internationale omgeving waarin hij later wellicht komt te werken. Wij willen dat hij competenties ontwikkelt waarmee hij in het buitenland uit de voeten kan en die aansluiten bij het publiek-private werkterrein.’
Haar rechterhand Jacqueline van Marle, senior advisor internationalisation van de Haagse Hogeschool, is trots dat de belangstelling in twee jaar tijd bijna is verdubbeld tot 100 deelnemers. Het succes smaakt zo goed dat zelfs wordt gedacht aan het organiseren van een Winter School. In januari liggen de colleges stil en dat biedt ruimte voor dit plan. De ambitie van HSS is om te groeien tot maximaal 150 zomerstudenten.
Belangrijker dan het aantal zomerstudenten is de kwaliteit van de zomercursussen, zo benadrukken Fredriksz en Van Marle. Met eigen docenten en gastdocenten van Haagse instituten als Clingendael en het Internationaal Strafhof kan de HSS de beoogde kwaliteit leveren.
Studenten die willen deelnemen, dienen dan ook minimaal tweedejaars bachelor te zijn. Van vrijblijvendheid is dus geen sprake. De HSS is aangesloten bij het Europese accreditatiesysteem voor studieprogramma’s, wat een waarborg is voor voldoende academisch gewicht. De tweeweekse cursussen leveren 4 studiepunten op, de vierweekse het dubbele aantal.
Voor volgend jaar zomer is het thema ook al bekend.De HSS heeft gekozen voor ‘Water’, een onderwerp dat veel internationale en juridische aanknopingspunten biedt om brede belangstelling te wekken.