
In het kort
- Een expert vermogensplanning berekent alvast het forfaitair rendement voor 2024.
- Het kabinet paste vorig jaar de vermogenstaks aan na een arrest van de Hoge Raad.
- Hierdoor is een groot verschil tussen spaarders en beleggers ontstaan.
Terwijl het kabinet het forfaitaire rendement op beleggingen voor 2024 pas rond Prinsjesdag bekendmaakt, heeft een fiscaal deskundige dit percentage nu al berekend. De veronderstelde opbrengst waarover beleggers in dat jaar inkomstenbelasting moeten gaan betalen, is 6,04%.
Het becijferde rendement illustreert volgens René Bruel, die de berekening maakte, dat het doel van het kabinet van een reële vermogenstaks niet dichterbij is gekomen voor beleggers, nadat de belasting vorig jaar is aangepast. Voor de heffing op spaargeld is dat wel gelukt. Maar de taks voor beleggingen blijft onverminderd steunen op meerdere ficties, terwijl de Hoge Raad daar grote moeite mee bleek te hebben, aldus de expert vermogensplanning bij ABN Amro Mees Pierson.
Stapeling van ficties
Het kabinet moest de vermogensrendementsheffing vorig jaar aanpassen, omdat de Hoge Raad in december 2021 oordeelde dat die in strijd is met het Europese recht. Naast de veronderstelde opbrengsten voor sparen en beleggen — de eerste lager dan de tweede — hanteerde de Belastingdienst sinds 2017 een fictieve verdeling van deze twee vermogenssoorten. Daarbij ging de dienst ervan uit dat belastingplichtigen meer belegden naarmate hun vermogen groter was. Die stapeling van ficties was de hoogste belastingrechter te gortig.
In afwachting van een heffing op basis van werkelijk behaalde vermogensopbrengsten per belastingplichtige, houdt de Belastingdienst inmiddels wel rekening met de echte verdeling tussen spaargeld enerzijds en beleggingen en andere bezittingen anderzijds. Bovendien stelt de dienst het rendement voor banktegoeden en de rente op schulden voortaan na afloop van het belastingjaar vast, zodat die beter aansluiten bij de werkelijkheid. Het rendement op spaargeld voor 2022 is bijvoorbeeld nul.
Vermogensmix
De veronderstelde opbrengsten uit beleggingen en andere bezittingen, zoals onderhandse leningen, cryptovaluta en edelmetalen, blijven echter even ver verwijderd van de reële en actuele rendementen als voor de aanpassing van box 3, zegt Bruel. 'Daarvoor blijft de fiscus uitgaan van resultaten uit het verleden, terwijl we weten dat die geen garantie voor de toekomst bieden.'
Ook de fictieve vermogensmix voor beleggingen en andere bezittingen heeft de aanpassingen van het kabinet overleefd. De veronderstelling is dat 53% van dit vermogen in onroerend goed zit, 33% in aandelen en 14% in obligaties. De gemiddelde resultaten van deze beleggingen over 2022 zijn inmiddels bekend, zodat Bruel het forfaitair rendement voor 2024 kon berekenen. Dat ligt met 6,04% net iets lager dan de 6,17% voor 2023. Over deze opbrengst heft de fiscus 32% belasting.
Onderhandse leningen
Het gevolg van de ongewijzigde situatie is dat beleggers die in 2021 een goed jaar hebben gehad, dat pas terugzien in het fictieve rendement waarover zij in 2023 belasting betalen, terwijl dat een slecht jaar voor hen kan worden. Bovendien raken de rendementen op andere bezittingen helemaal buiten beeld door de fictieve vermogensmix, bijvoorbeeld onderhandse leningen die ouders tegen een geringe vergoeding aan hun kinderen verstrekken om een huis te kopen. 'Ik kan dit lastig aan mijn collega's uitleggen, die daardoor moeite hebben om dat voor hun cliënten te doen', zegt Bruel.
'Spaarders zullen deze keer niet zo snel piepen', verwacht hij. 'Maar beleggers zullen naar de rechter stappen als hun werkelijke rendementen tegenvallen. En met het kerstarrest van de Hoge Raad in de hand maken ze volgens mij goede kans om gelijk te krijgen.'
De berekening van Bruel klopt, laat het ministerie van Financiën weten. Het is echter nog onzeker of de formule die daar tot nu toe voor is gebruikt ongewijzigd blijft. Die kan veranderen naar aanleiding van een motie van de Tweede Kamer, aldus Financiën.