Sporteconoom Stefan Szymanski bestrijdt dat het internationale voetbal fundamenteel is veranderd door de komst van rijke investeerders. Wel is er een strijd gaande tussen het Europese en het Amerikaanse sportmodel.
Manchester City werd vorige week opnieuw kampioen van Engeland en staat in de finale van de Champions League. Sinds de club is overgenomen door de Abu Dhabi United Group rijgt het de prijzen aaneen.Foto: Peter Powell / EPA
De Britse sporteconoom Stefan Szymanski zit nooit verlegen om wat stevige uitspraken die tegen de gangbare opvattingen lijken in te gaan. Zeker niet als het over de poenerige ontwikkelingen in het internationale voetbal gaat.
Zo zegt de schrijver van boeken als Dure spitsen scoren niet: ‘Mijn grootste angst zijn regels die van voetbal een winstgevende business moeten maken. Nu hebben we een systeem waarbij rijke mensen er geld tegenaan gooien om ons te entertainen. Als het winstgevend moet worden, nemen de rijke mensen geld van ons af voor een niveau van entertainment waarvan zij denken dat we het nodig hebben. Dat lijkt me niet in het belang van de fan.’
Of dit: ‘We horen altijd dat teams irrationeel veel geld uitgeven, waardoor ze failliet kunnen gaan en het hele systeem omvertrekken. Maar daar is geen enkel bewijs voor.’
Szymanski, die in de Verenigde Staten woont, was afgelopen week in Antwerpen op uitnodiging van de Pro League Business School. Dat is een opleiding voor voetbalbestuurders aan de universiteit van die stad, die onder leiding staat van de in sportondernemingsrecht gespecialiseerde professor Robby Houben. De timing van het bezoek was interessant. Het Europese voetbal wacht immers in spanning op een uitspraak van het Europese Hof van Justitie, die vergaande implicaties kan hebben voor deze tak van sport.
Woeste fans
De rechtszaak vloeit voort uit de poging van twaalf van de grootste Europese voetbalclubs, twee jaar geleden, om een gesloten, eigen competitie op te zetten. Deze Super League moest leiden tot meer en vastere inkomsten. Maar het plan strandde al binnen enkele dagen. Fans waren woest, politici spraken hun afkeer uit en voetbalbond Uefa dreigde deelnemende clubs en spelers te verbannen uit de Europese competities die het zelf organiseert, zoals de Champions League.
Negen clubs trokken snel hun handen af van het project. Drie clubs lieten het er echter niet bij zitten: Barcelona en Real Madrid uit Spanje en Juventus uit Italië.
Zij vinden dat de Uefa de concurrentie op de Europese markt onmogelijk maakt en hebben de Europese opperrechters in Luxemburg gevraagd te oordelen of dit wel in overeenstemming is met het mededingingsrecht van de EU. Een opinie van de advocaat-generaal van het Europees Hof, gepubliceerd in december, is niet in hun voordeel. Maar het eindvonnis laat langer op zich wachten dan gedacht, wat suggereert dat de rechters zelf minder zeker zijn van hun zaak.
Piramidestructuur
De discussie draait in de kern om de vraag in hoeverre de balans in het Europese voetbal verstoord is door de instroom van grote hoeveelheden geld, vooral in Engeland. Europa kent een sportmodel gekenmerkt door een piramidestructuur: door promotie en degradatie kan in principe iedere club zich opwerken naar de top of naar de bodem wegzakken. De tegenhanger is het Amerikaanse sportmodel, dat uitgaat van gesloten competities.
Maar wat is er in de praktijk nog over van de Europese voetbalpiramide nu het ieder jaar nagenoeg dezelfde clubs zijn die om de prijzen strijden? Het financiële gat met de rest is te groot geworden om nog van eerlijke competitie te spreken, zo klinkt het.
Een non-discussie, aldus Szymanski. ‘Het idee dat er iets veranderd is, betwist ik. Hoe vaak hebben Ajax, PSV en Feyenoord de Nederlandse titel gewonnen? We hebben altijd de extreme dominantie van competities door een klein aantal ploegen gezien. Je hebt nu eenmaal grote teams en kleine teams en dat de grote teams in de grote landen zitten is op zich niet zo verrassend. Dat is bijna altijd zo geweest.’
Unieke gebeurtenis
Dat wil niet zeggen dat Szymanski de Super League-kwestie niet interessant vindt. Wat er gebeurd is, noemt hij uniek. ‘Enkele rijke eigenaars van voetbalclubs stonden op en zeiden: we beginnen een Super League. No way, klonk het in heel Europa. De miljardairs restte toen niets anders dan te zeggen: oké, sorry, dan doen we het niet. Wanneer is dat eerder gebeurd?’
Szymanski, die als hoogleraar verbonden is aan de universiteit van Michigan, groeide op in Midden-Engeland. Hij was fan van het lokale team Scunthorpe United, dat traditioneel in de lagere divisies van het Engelse voetbal bivakkeert. Hoop is wat hem dreef, vertelt Szymanski, hoop dat de club ooit de geest zou krijgen en naar de top zou stijgen. Simpelweg omdat het kan, in theorie.
Nu woont hij in de buurt van Detroit en is hij supporter van Detroit City FC. Deze club is opgericht door mensen die het Europese sportmodel prefereren boven het Amerikaanse sportmodel, en daarom ook geen interesse hebben in deelname aan de Major League Soccer, de hoogste, gesloten voetbalcompetitie van de VS. 'Ze willen geen deel uitmaken van wat zij als de disneyficatie van het voetbal beschouwen', zegt Szymanski.
Ted Lasso
Ze staan daarin niet alleen, zo blijkt. Szymanski: 'Er is een significante druk op het Amerikaanse voetbal om ook promotie en degradatie in te voeren, zoals Europa dat kent. Er is echter ook een significante weerstand. Maar tien jaar geleden zouden Amerikanen niet eens weten waar je over praat. Dat is nu wel anders. Het voelbalsimulatiespel Fifa zorgt daarvoor. Kinderen leren daardoor wat promotie en degradatie is. En de populaire tv-serie Ted Lasso, over een Amerikaanse coach die een Engels voetbalteam onder zijn hoede krijgt, draagt ook een steentje bij.'
Vraag hem niet wat waarschijnlijker is: dat Europa naar het Amerikaanse model beweegt of omgekeerd. 'Want ik ben een econoom, hè. En wanneer hebben wij het bij het juiste eind gehad? Trouwens, misschien is er nog wel een derde optie: een mix van beide modellen. Dat was ook wat de Super League bedoelde. Die deelnemende clubs wilden promotie en degradatie voor anderen behouden, maar niet voor zichzelf. Ik weet niet hoe geloofwaardig dat is.'
Financiële instabiliteit
Het nadeel van het Europese sportmodel is dat het kan leiden tot financiële instabiliteit. Clubs die hun spelers topsalarissen betalen, komen in de problemen als ze desondanks degraderen of zich niet kwalificeren voor een lucratieve Europese competitie. Om dat gevaar af te wenden, gaan ze nog duurdere spelers aantrekken, waardoor het risico op een financieel drama nog groter wordt.
Een salarisplafond en andere regels van financial fair play moeten dit aan banden leggen. Maar Szymanski heeft zo zijn twijfels. 'Want op welk niveau wil je dat gaan doen? Voor heel Europa? Zodat Manchester United niet meer mag uitgeven dan een club uit België? Of krijgen we een plafond per land? Wat zijn de gevolgen? Zonder daar goed over na te denken vind ik het riskant.'
Als je kiest voor een model met promotie en degradatie moet je ook accepteren dat teams alles op alles zetten om te voorkomen dat ze naar een divisie lager zakken, vindt Szymanski. De gevolgen zijn volgens hem te overzien. 'Het is zeker waar dat veel clubs het financieel niet goed doen. Maar bijna geen enkele club verdwijnt. Daar zijn nauwelijks voorbeelden van te noemen, of het gaat om clubs die weinig volgers hebben. Een club sterft niet. Clubs zitten verankerd in lokale gemeenschappen.'
Opmars van private equity
Pas op met interventies, wil Szymanski maar zeggen. Waar hij wel mee worstelt is de opmars van private equity in het voetbal. Dat miljardairs instappen omdat ze een leuk speeltje zoeken, soit. Dat landen met een bedenkelijke reputatie hun imago proberen op te poetsen door een populaire voetbalclub van voldoende middelen te voorzien om prijzen te pakken, vooruit. Maar wat hebben de financieel engineers van private equity te zoeken in de sport?
Szymanski: 'Mijn idee van private equity is dat je een falend bedrijf overneemt, de helft van de mensen ontslaat en je een winstgevende business maakt van de producten die wel werken, en die dan probeert te verkopen. Maar dat kan niet in het voetbal. Dus wat is hun exitroute?'
Misschien, zo filosofeert de sporteconoom, bevroeden de investeringsmaatschappijen dat er wel degelijk een fundamentele verandering in de structuur van het voetbal nabij is. Bijvoorbeeld doordat het Amerikaanse sportmodel toch zijn intrede doet in Europa, of dankzij de interventies waar hij zo tegen waarschuwt.
'En misschien lobbyen ze daar inmiddels ook wel voor. Deze mensen zijn niet geïnteresseerd in voetbal, maar alleen in geld.’
Cv
Stefan Szymanski (1960) is een Britse sporteconoom die sinds 2011 verbonden is aan de University of Michigan School of Kinesiology. Szymanski spreekt en schrijft over geld en sport, voetbal in het bijzonder. Samen met Financial Times-journalist Simon Kuper schreef hij het boek Soccernomics – vertaald als Dure spitsen scoren niet – dat op een wetenschappelijke wijze antwoord probeert te geven op alledaagse voetbalvragen. Met het boek Money and Football deed Szymanski dit later nog eens dunnetjes over. En met het boek Crickonomics, dat Szymanski schreef met Tim Wigmore, vertaalde hij het succes van deze formule naar de cricketsport.