Rond Kerstmis kom je hem ongetwijfeld weer tegen op de televisie, of anders wel in de boekwinkel, het theater of de bioscoop: de vrek Scrooge. Waarom spreekt die nog steeds zo tot de verbeelding? En was hij de eerste beroemde gierigaard?
Al tweehonderd jaar is Charles Dickens’ ‘A Christmas Carol’ een succes.Illustratie: iStock
Vlak voor Kerstmis kampt de 31-jarige Charles Dickens met problemen in zijn huwelijk en gaat hij gebukt onder grote schulden, terwijl hij toch al naam had gemaakt als auteur van onder andere The Pickwick Papers en Oliver Twist. Moedeloos schrijft hij een boekje waarvan hij hoopt dat het zijn schuldeisers op afstand zal houden. Zijn uitgever wijst het echter af. Hij gebruikt dan het weinige geld dat hij heeft om A Christmas Carol zelf uit te brengen. Het verschijnt op 19 december 1843 en op 22 december is het al uitverkocht.
Nu, bijna tweehonderd jaar later, is zijn kerstverhaal nog steeds een succes. Ieder jaar rond kerst is het in allerlei bewerkingen te zien in het theater, in de bioscoop en op de televisie. Telkens weer raakt zijn verhaal over sociale onrechtvaardigheid en grootstedelijke armoede een snaar. De protagonist, de gewetenloze financier en geldwisselaar Ebenezer Scrooge, spreekt zo tot de verbeelding dat hij is uitgegroeid tot de iconische figuur van de gierigaard, ondanks dat hij aan het eind van A Christmas Carol zijn leven betert. Geen bekender vrek dan Scrooge. Hooguit Dagobert Duck, maar ook die is schatplichtig aan Scrooge; zijn oorspronkelijke, Engelse naam is Scrooge McDuck.
Dat neemt niet weg dat Scrooge in de literatuur illustere voorgangers heeft, die we al aan de oorsprong van onze westerse beschaving aantreffen: in de antieke oudheid en in de Bijbel. Ook toen werd al gewaarschuwd voor en de draak gestoken met deze archetypische slechterik. Die handelt immers in strijd met ons geloof in een samenleving waarin gelijkwaardigheid centraal staat. Voor rooms-katholieken is gierigheid zelfs een van de zeven hoofdzonden.
De morele verontwaardiging om wie zijn rijkdom niet wil delen en ter vermeerdering en behoud ervan bereid is anderen te benadelen is diepgeworteld in onze cultuur. Door de eeuwen heen getuigen talloze spreekwoorden ervan, zoals ‘Arm leven om rijk te sterven, ziedaar de lijfspreuk van de vrek’ (Juvenalis, 1ste-2de eeuw n.Chr.), evenals vele synoniemen voor het woord ‘vrek’. Een kleine bloemlezing uit het Nederlands: afnijper, centenbijter, centenneuker, cententeller, centenvreter, duitenteller, erwtenteller, gierigaard, gortenteller, gruttenteller, harpagon, knakenpoetser, knar, knibbelaar, knijper, komijnsplitser, krent, krentenkakker, krentenweger, pin, schraalhans, schraper.
Dickens koppelt zijn humanistische pleidooi aan het christelijke thema van verlossing
Pot met goud
In de literatuur vinden we al een vroege vrek in De fabels van Aesopus, toegeschreven aan de Griekse dichter Aesopus (circa 620-560 v.Chr.), een reeks korte vertellingen die een zedenles bevatten. In ‘De vrek en zijn goud’ staat de moraal van het verhaal, dat geld moet rollen, voorop en is het karakter van de gierigaard nog maar weinig uitgewerkt. Het verhaal dat de vrek als literair hoofdpersonage voorgoed op de kaart zet en dat eeuwenlang zal worden nagevolgd, is het blijspel Aulularia (De pot met goud), van de Latijnse dichter Titus Maccius Plautus (circa 250-184 v.Chr.). Daarin wordt de rijke vrek Euclio gekweld door de angst zijn pot met goud te verliezen. Dat gebeurt toch, maar zijn goud wordt later ook weer teruggevonden. Dat stemt hem milder, maar van een echte loutering, zoals bij Scrooge, is hier nog geen sprake.
Dwaze begeerten
Die is er pas in latere aanvullingen op Aulularia en in bewerkingen door humanisten in de renaissance, voor wie de klassieken het grote voorbeeld zijn en die in de onrustige Euclio het prototype van de vrek zien. In de Nederlanden was de bewerking van P.C. Hooft en Samuel Coster uit 1617, Warenar, zeer geliefd. Zij ‘moderniseerden’ Plautus’ verhaal, vertaalden het in de volkstaal en gaven de personages Nederlandse namen. Bovendien verstopte hun vrek, Warenar, zijn pot met goud op een kerkhof bij de Nieuwe Kerk, in het Amsterdam van de Gouden Eeuw, waar de kloof tussen rijk en arm groot was. Dat hij uiteindelijk afstand doet van exorbitante rijkdom, werd vast gewaardeerd.
De meest succesvolle bewerking van Aulularia was L’Avare (De vrek), uit 1668, van Molière. Die toverde Plautus’ vrek om tot Harpagon, een rijke bourgeois in Parijs. De komedie werd het model voor latere bewerkingen en verrijkte het Frans en het Nederlands met een nieuw woord om een vrek mee aan te duiden: ‘harpagon’. L’Avare en Warenar mikten in de eerste plaats op lachsalvo’s, maar hadden ook een serieuze ondertoon, waarmee ze Horatius’ miscere utile dulci (het nuttige met het aangename verenigen) volgden. Ze kunnen worden opgevat als zowel een humanistisch pleidooi voor gematigdheid en menselijkheid als een christelijke oproep tot naastenliefde.
Dat de afkeer van de vrek ook christelijk gefundeerd is, heeft ongetwijfeld veel aan zijn beruchtheid bijgedragen. In het Nieuwe Testament liegt de apostel Paulus er in zijn brief aan Timotheus niet om: ‘Maar wie rijk willen zijn, vallen in verzoeking, in een strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerten, die de mensen doen wegzinken in verderf en ondergang. Want de wortel van alle kwaad is de geldzucht.’ (Timotheus 6: 10)
De gelijkenis van de rijke man en Lazarus, in het evangelie volgens Lucas, maakt duidelijk dat wie tijdens zijn leven rijkdom vergaart en een arme bedelaar, zoals Lazarus, aan zijn lot overlaat, in het hiernamaals niet op genade hoeft te rekenen; die zal branden (Lucas 16: 19-31). Verderop in datzelfde evangelie treffen we een bekende Bijbelse gierigaard die wel op tijd tot inkeer komt. Als de tollenaar (inner van belastingen) Zacheüs Jezus ontmoet, besluit hij de helft van zijn bezit aan de armen te schenken en wat hij heeft afgeperst, in viervoud te vergoeden (Lucas 19: 1-10).
Sinds Piketty’s bestseller uit 2013 staat economische ongelijkheid internationaal weer stevig op de agenda
Sterke zet
Dat Dickens in A Christmas Carol zijn humanistische pleidooi voor compassie en altruïsme koppelt aan het christelijke thema van verlossing (de loutering van Scrooge) plaatst zijn novelle dus in een lange traditie. Dat hij zijn thematiek bovendien verbindt aan de kerstgedachte kun je gerust een sterke zet noemen. En dan wordt de zeggingskracht van het verhaal ook nog eens vergroot doordat Scrooge vrekkig is in een tijd van grote sociale ellende.
Dickens, die te boek staat als de chroniqueur van de industriële revolutie, die tijdens zijn leven haar tol begon te eisen, heeft die ellende aan den lijve ondervonden. Als hij twaalf jaar oud is, belandt het gezin Dickens in de gevangenis wegens betaalachterstanden en wordt Charles opgenomen in verscheidene pleeggezinnen. Hij moet stoppen met school om in Londen in de fabriek te gaan werken. Als twintiger wordt hij verslaggever voor een krant, waarin ook zijn eerste literaire verhalen worden gepubliceerd. Daarin tekent hij zijn ervaringen met armoede, kinderarbeid, overvolle verpauperde wijken, onrecht en ongelijkheid op.
Inmiddels zijn de sociale omstandigheden heel wat verbeterd en leven we in het Westen in ongekende welvaart. Toch staat sinds Thomas Piketty’s bestseller uit 2013, Kapitaal in de 21ste eeuw, economische ongelijkheid internationaal weer stevig op de agenda. In Nederland wordt gedebatteerd over verhoging van de vermogensbelasting voor de rijksten en sinds januari dit jaar hebben we een heuse minister voor Armoedebeleid, Carola Schouten. Met de huidige energiecrisis en torenhoge inflatie staat die voor een zware opgave.
Tegenwoordig zijn er veel meer rijken dan in 1843, maar dat heeft onze houding ten opzichte van rijkdom niet wezenlijk veranderd. Die is wel gecompliceerder geworden. Wie buitensporig rijk is kan nu ook wanneer hij zich aan goede doelen wijdt op wantrouwen rekenen. Bill Gates, die dit jaar nog 20 miljard dollar in zijn stichting ter bestrijding van ziekte, armoede en ongelijkheid stopte, is onderwerp van theorieën die beweren dat hij microchips in vaccins stopt zodat hij de ingeënte bevolking kan manipuleren. George Soros, die een groot deel van zijn vermogen spendeert aan fondsen die tot doel hebben wereldwijd democratie te bevorderen en armoede te bestrijden, wordt afgeschilderd als een kwaadaardige poppenspeler met een masterplan om de westerse beschaving te ondermijnen. Elon Musk haalt zich met zijn filantropische activiteiten de verdenking op de hals dat hij zich met de wereldpolitiek wil bemoeien.
Laten we met kerst toch maar weer naar het verhaal over Scrooge kijken, waarin goed en kwaad eenduidig zijn en uiteindelijk alles goed komt. Carola kijkt vast ook.
Dit artikel is gemaakt door de redactie van FD Persoonlijk. Lees al onze verhalen op fd.nl/persoonlijk.