
In het kort
- Er zijn grote verschillen in provinciale uitgaven per inwoner, aldus het CBS.
- De uitgaven zijn volgens het IPO maar 2% van alle uitgaven van de overheid.
- Het provinciefonds en de wegenbelasting zijn belangrijke inkomstenbronnen.
De provinciale uitgaven per inwoner zijn in het noorden en in Zeeland nog altijd veel hoger dan in de dichter bevolkte provincies. Zo lag het uitgavenniveau in 2021 in Groningen vier keer boven dat in Noord-Holland.
Dit blijkt uit berekeningen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), die woensdagochtend zijn gepubliceerd. Het CBS speelt met de cijfers in op de provinciale verkiezingen van over twee weken.
Zwaardere taken
Verschillen in uitgaven per inwoners zijn er al jaren. Zij weerspiegelen de zwaardere taken die provincies hebben in de plattelandsregio's. Deze provincies zijn verhoudingsgewijs meer kwijt aan wegenonderhoud, natuurbeheer en openbaar vervoer.
In Groningen gaf de provinciale overheid twee jaar geleden €727 uit per inwoner. In Noord-Holland was dit €185. In Drenthe, Friesland en Zeeland lagen de uitgaven tussen €570 en €600. Drenthe besteedde per inwoner tien keer meer aan natuur dan Zuid-Holland. De provincie Groningen gaf vijf keer zo veel uit aan openbaar vervoer.
Bij de vorige Statenverkiezingen, in maart 2019, maakte het CBS eveneens berekeningen van de provinciale financiën. Het CBS verwachtte dat jaar voor inwoners van Groningen bijna €600 aan uitgaven en in Noord-Holland van €182. Dit waren toen ook al de provincies met verhoudingsgewijs de hoogste en laagste uitgaven. De uitgaven van alle provincies samen waren in de jaren voor 2019 met 11% teruggelopen door de overheveling van jeugdzorgtaken.
Maar 2% van alle overheidsuitgaven
De provincies gaven volgens hun platform Interprovinciaal Overleg (IPO) zo'n €8 mrd uit in 2021. Dat is ongeveer 2% van alle overheidsuitgaven van €345 mrd die het ministerie van Financiën voor dat jaar becijferde. De grootste uitgavenpost van de provincies was volgens het IPO 'het eigen apparaat'. Daarna volgen verkeer met 28% en natuurbeheer (12%).
De inkomsten per inwoner per provincie zijn ongeveer gelijk aan de uitgaven. Wel is er veel verschil in de herkomst van de middelen. In de dunbevolkte provincies is het provinciefonds van de Rijksoverheid veruit de belangrijkste geldbron. In de andere provincie komt het meeste geld eveneens uit het provinciefonds, behalve in Noord- en Zuid-Holland. Daar is het aandeel van de eigen belastingen net iets groter.
In 2021 ontving Friesland €317 per inwoner uit het provinciefonds en Zuid-Holland €76. De verdeling van het provinciefonds wordt niet alleen bepaald door het aantal inwoners, maar ook door factoren zoals de oppervlakte, de kilometers weglengte, de grootte van watergebieden en de oeverlengte.
Elektrisch rijden en rekeningrijden
Deze eigen belastingen bestaan vooral uit de provinciale opcenten motorrijtuigenbelasting. Het CBS raamde die eind december op ruim €1,8 mrd in 2023, 4% meer dan vorig jaar. De provincies bepalen zelf het opslagpercentage.
In totaal int de overheid dit jaar voor €6,3 mrd aan motorrijtuigenbelasting. Deze inkomsten staan onder druk door de opkomst van elektrisch aangedreven voertuigen, die in ieder geval tot en met 2024 zijn vrijgesteld van de wegenbelasting. In 2030 vervalt de motorrijtuigenbelasting voor alle auto's als rekeningrijden wordt ingevoerd.
Den Haag werkt aan een nieuwe financieringssystematiek voor de provincies na 2025, inclusief alternatieven voor de motorrijtuigenbelasting. Voor zowel de provincies als de gemeenten, die beide jaren vooruit hun begrotingen moeten opstellen, betekent de voorgenomen herziening van de verdeelsleutel veel onzekerheid. Zij vrezen vanaf 2026 met minder inkomsten genoegen te moeten nemen en noemen 2026 daarom ook wel het 'ravijnjaar'.