Rasbestuurder Alexander Rinnooy Kan (68) schreef zijn memoires. Over de kunst van het voorzitten, twijfels over zijn polder-aanpak en hoog staan op de lijstjes. 'Lijstjes zeggen niets. Hoe snel je wordt teruggebeld wel.'
Alexander Rinnooy KanFoto: Peter Boer
Aan het slot van zijn deze week verschenen memoires Bordjes duiken verklaart Alexander Rinnooy Kan de titel. De D66-senator, die de afgelopen decennia hoog scoorde op de lijstjes van invloedrijkste Nederlanders, verhaalt hoe hij als kind maandenlang trainde om bordjes op te duiken voor zijn derde zwemdiploma. Hij overwon zijn angst om zijn ogen onder water te openen en zag de schoteltjes op de bodem van het Haagse gemeentezwembad. Toch bleven ze onbereikbaar voor hem, net als het derde diploma zelf.
Binnen handbereik en toch voor altijd onhaalbaar. Rinnooy Kan (68) schrijft over een ‘authentieke frustratie’.
De ontboezeming wekt verbazing. Rinnooy Kan is zo iemand die geen tegenslagen lijkt te hebben gekend in zijn leven. Op zijn 36e gevraagd rector magnificus te worden van de Erasmus Universiteit Rotterdam tijdens een zware bezuinigingsperiode. Daarna het voorzitterschap van de invloedrijke werkgeversorganisatie VNO-NCW, een bestuurdersbaan bij bank-verzekeraar ING Groep, het voorzitterschap van de Sociaal Economische Raad (SER), president-commissaris bij De Nederlandsche Bank en tenslotte lid van de Eerste Kamer.
‘Ik ben in het voor mij goede land geboren’
Op zijn palmares ontbreekt alleen een ministerschap en — vooral — het vicepresidentschap van de Raad van State. In 2011 was hij in de race. Het werd CDA’er Piet Hein Donner. Rinnooy Kan, nu: 'Ik heb geen onvervulde carrièrewensen. Hoogstens iets in Europa, maar daar is het nooit van gekomen.'
In zijn werkkamer aan de Universiteit van Amsterdam zegt hij een zondagskind te zijn. De tegenslagen bundelden zich in één rampjaar: 1976. Hij was 27. ‘Dat jaar overleed mijn moeder, scheidde ik van mijn eerste vrouw en leek ik enige tijd ten dode opgeschreven vanwege een bottumor in mijn rug. Pas bij de tweede controle bleek de tumor gelukkig goedaardig. Dat alles was wat veel van het goede. Sinds dat jaar kan ik me veel beter verplaatsen in mensen die door het lot zijn geraakt. Empathie is heel belangrijk bij onderhandelingen.’
Verder verliep zijn leven crescendo. Waarom zijn die bordjes dan zo belangrijk dat ze de titel van zijn memoires zijn geworden? Wat bleef er onbereikbaar? ‘Ze zijn voor mij symbool geworden van wat ongrijpbaar is in het leven', zegt de man die ratio ademt, vastliep in zijn Remonstrantse geloof en 'aanspoelde' bij de meer praktische theoloog Huub Oosterhuis. 'Van de vragen van leven en dood. Ook wat je niet direct kunt vastgrijpen heeft zijn betekenis in het leven.’
‘Ik dank mijn carrière aan mijn Britse moeder. Zij was van de harmonie. Mijn vader was van de ambitie’
Bent u opgevoed met plichtsbesef?
‘In de zin van de Bijbelse gelijkenis van de talenten. Wie er vijf heeft, maakt er tien van. Wie er twee heeft, maakt er vier. De derde zoon had er één, bewaarde het zorgvuldig en gaf het een jaar later terug aan zijn vader. Dat is dus niet de bedoeling. Wie veel kan heeft ook veel te doen, dat maakte mijn vader mij wel duidelijk.’
Over mysteries gesproken: uw loopbaan. U werd als universiteitsbestuurder bijvoorbeeld gevraagd voor werkgeversclub VNO-NCW. Dat lag niet voor de hand. Wat is uw geheim?
‘Geen idee. Er is geen logica voor. Wat denkt u zelf?’
In het boek noemt hij zich meer een bemiddelaar dan een onderhandelaar. Het maakt hem naar eigen zeggen ongeschikt als politicus. Want die moet het ‘nadrukkelijk en genadeloos oneens kunnen zijn met collega-politici'. Rinnooy Kan schopt niemand voor de schenen, is beschaafd en verbindend. De vleesgeworden polder.
‘Een buitenkans moet je accepteren, ook al zijn er veel redenen om het niet te doen.’Foto: Peter Boer.
CV
1949 Geboren in Scheveningen
1972 Afgestudeerd in de wiskunde, Universiteit Leiden
1976 Doctor in de wiskunde, Universiteit van Amsterdam
1991 Voorzitter van werkgeversorganisatie VNO en later van het gefuseerde VNO-NCW
1996 Lid raad van bestuur ING Groep
2006 Voorzitter Sociaal-Economische Raad
2012-15 Voorzitter raad van commissarissen De Nederlandsche Bank
2015 Lid Eerste Kamer (D66)
‘Dan dank ik mijn carrière toch aan mijn Britse moeder. Zij was van de harmonie. Mijn vader, een Nederlander, was van de ambitie. Dat gaf wel eens spanning. Sommige mensen functioneren het beste met concurrentie, met spanning, argwaan en geldingsdrang. Dat werkt voor mij niet. Ik ben in het voor mij goede land geboren. Volgens organisatiepsycholoog Geert Hofstede heeft Nederland een feminiene cultuur, gericht op het met elkaar eens worden. Heel anders dan de Angelsaksische samenlevingen, die veel eerder genegen zijn het conflict te omarmen.’
Er is ook moed en ambitie voor nodig om ja te zeggen tegen VNO.
‘Het is vooral naïviteit geweest, denk ik. Ik heb het er vaak met studenten over. Mijn advies is: als je een buitenkans krijgt aangeboden, en iedereen krijgt die wel eens, accepteer hem dan maar, zelfs al zijn er veel redenen om het niet te doen. Je kunt de risico’s uitvergroten of je kunt vertrouwen op het oordeel van de mensen die je vragen. Bij VNO-NCW had ik waarschijnlijk veel te danken aan Henk Rootliep van Nedlloyd. Hij zat in de benoemingscommissie en kende mij van de Erasmus Universiteit.’
Kende u geen twijfel?
‘Natuurlijk wel. Maar je kunt niet aan de gang blijven met twijfelen. Je moet verder. Vertrouwen op het oordeel van wie je vraagt. En al gaat het mis, we leven in een land waar je niet snel van de honger omkomt.’
Nooit last van hoogtevrees gehad?
‘De nieuwsgierigheid won het altijd. En de mantra van de honger was mijn manier om op spannende momenten overeind te blijven. Het toeval dicteert ook of iemand succesvol is of niet. Bij VNO-NCW was een cruciaal moment in het begin van mijn voorzitterschap een debat met staatssecretaris Hans Simons over de hervorming van de zorg. Wij hadden hoog van de toren geblazen, maar onze berekeningen bleken niet te kloppen. Simons wist dat, maar was er die avond met zijn hoofd niet bij door interne perikelen bij de PvdA. Anders had mijn voorzitterschap heel anders aangevangen.’
U bent vrijwel overal de voorzitter. Waarom?
‘Het zal wel genetisch bepaald zijn.’
Wellicht omdat u dan kunt bemiddelen in plaats van vanuit een positie het conflict opzoeken om een resultaat te halen?
‘Ik zeg niet dat elk compromis goed is. Het overkomt mij zelden dat ik geen idee heb waar het heen moet. Goede voorzitters hebben in hun hoofd de grenzen waar ze binnen willen blijven in het overleg. Daarbinnen is dan nog veel mogelijk.’
‘In Nederland ligt het succes in hoe de voorzitter een voorstel presenteert’
U schrijft dat de kunst van het uitleggen in Nederland dichtbij het voorzitterschap ligt.
‘In de Angelsaksische cultuur luistert de voorzitter even, maar vervolgens vertelt hij wat er moet gebeuren. In Nederland werkt het niet zo. De voorzitter die hier zoveel mogelijk mensen mee wil krijgen, moet de basis leggen in zijn toelichting op het voorstel. De voor betrokken partijen goede ingrediënten eruit halen. Als dat niet gebeurt, denken zij dat hen iets door de strot wordt geduwd of dat ze voor de gek worden gehouden, en dan wordt het lastig. Wie de macht van het voorzitterschap in Nederland overigens scherper inzet dan het gezag ervan toelaat, heeft een probleem en betaalt vroeg of laat een prijs.'
Geeft u eens een voorbeeld?
'Bij ING heb ik tijdens een vergadering een scherper oordeel geveld dan ik waar kon maken. Dat heeft mij lang achtervolgd. Een deelnemer voelde zich terecht slecht behandeld.'
Bij de SER twijfelde u zelf aan de effectiviteit van uw polder-aanpak.
‘Het was een episode met lastige onderwerpen als ontslagrecht, pensioenproblematiek en de woningmarkt. Dan is het een kwestie van hoeveel ruimte je wordt gegund, door de partijen en door hun achterban. Maar ik heb geen bewijs gevonden dat een voorzittersvuist tot meer beweging had geleid. Sterker: het pensioenprobleem bestaat nog altijd. We moeten ons overlegmodel blijven koesteren met daarin een sterke vakbeweging. Nederland heeft nooit een protectionistische vakbeweging gekend, dat is uniek in de wereld.’
U was ook tien jaar bestuurder bij ING, verantwoordelijk voor het verzekeringswezen in Oost-Europa en Azië. Een breuk met uw banen in de publieke sector.
‘Ik moest na VNO-NCW wat anders en vroeg advies aan Wim Dik van KPN en Ewald Kist van ING. Een grote financiële instelling als ING heeft behoefte aan een interface met de publieke sector en die rol kon ik vervullen. Ik ervoer het als een buitenkans.'
U had geen achtergrond in bankieren of verzekeren. Hoe ging dat in de bestuursvergaderingen?
‘Ik heb me bij ING nooit geïsoleerd gevoeld. Had het geluk dat ik begon met Aad Jacobs als voorzitter. Een man die altijd op zoek was naar de grootste gemene deler zonder zijn eigen mening op nul te zetten. Een man ook met een heel sterke maatschappelijke antenne. Daarmee zeg ik niets negatiefs over zijn opvolgers.’
Hoe kijkt u nu aan tegen de witwasaffaire bij ING?
‘Ik wou dat ik een goed antwoord had. Ben net zo onthutst als ieder ander. Ik kan niet accepteren dat het tekortschieten van hun controles een onvermijdelijkheid is. Juist deze bank zou met zijn IT-kennis in staat moeten zijn dit veel beter aan te pakken.'
Hebben ze bij ING hun maatschappelijke functie voldoende op het netvlies?
‘Juist met de wortels die teruggaan tot de Postbank ligt er een taak en een kans voor juist deze bank.'
‘Ik kan niet accepteren dat het tekortschieten van ING’s controles onvermijdelijk was’
U bedoelt: dat hebben ze niet?
'Nee.'
U schrijft dat u bij VNO-NCW in de coulissen van de macht hebt kunnen kijken. Hoe ziet de macht eruit in Nederland?
‘In dit land is macht heel beperkt, macht in de zin dat je mensen dingen kunt laten doen die zij eigenlijk niet willen. Alleen de politie heeft macht. In Nederland is macht in de praktijk succesvol gezag. Nederland heeft gezagdragers. Die vinden en helpen elkaar, op allerlei momenten en plaatsen. Dat is de kracht van Nederland. Maar wat er achter de schermen wordt bedacht, moet nog altijd voor de schermen worden verdedigd. In beschaafde samenlevingen veranderen zaken pas als voldoende mensen dat willen.'
Hoe kijkt u dan aan tegen de dividendbelasting?
‘Daar ga ik als lid van de Eerste Kamer nu even niets over zeggen. Dat is te dichtbij.’
U heeft zich altijd verzet tegen die ranglijstjes van machtigste mensen.
‘Omdat de methodiek van wie waar zit en met wie, niet zoveel méér zegt. Er wordt meer betekenis aan gehecht dan er is. Alsof een beperkte club alles kan regisseren in een democratie. Het mooiste voorbeeld is de raad van commissarissen van het Concertgebouw. Daar zou Nederland worden geregeerd. Dat is niet waar. Iedereen die kan bijdragen aan het in stand houden van deze unieke concertzaal is er welkom. Niet in de zin van jezelf inkopen, maar via een rol in het fondsenwerven. Er is namelijk wel elk jaar circa €2 mln aan privaat geld nodig voor de basiskosten. als onderhoud.’
Het is dus allemaal perceptie, qua die machtigen onder elkaar die alles bedisselen?
‘Natuurlijk zijn die contacten betekenisvol. Er worden ook best wel eens korte zakelijke gesprekken gevoerd. Het is belangrijk dat je elkaar kent, want je hebt elkaar nodig. Maar alles wat er wordt besproken moet nog wel voor de schermen worden geëffectueerd. Een betere machtsindicator wat mij betreft is de snelheid waarmee je wordt teruggebeld. Bij VNO-NCW was dat destijds heel snel. Maar wat dacht je van de burgemeester van Amsterdam? Ooit laag op de lijstjes, maar die wordt echt heel snel teruggebeld.’
U wordt nu vast minder snel teruggebeld dan bij VNO-NCW. Ergert dat u weleens?
'Ik heb ook veel minder haast dan toen, dus nee.'
Alexander Rinnooy Kan: Bordjes duiken
Ervaringen van een optimist. Uitgeverij Balans, €20,90
U prijst het Nederlandse overlegmodel. Toch zijn er grote spanningen in de politiek, maar ook tussen Den Haag en de financiële sector.
‘Het zijn de naweeën van de financiële crisis van 2008. Ieder moet natuurlijk wel zijn rol kennen. De politiek heeft het primaat en grote instellingen als banken en bedrijfsleven moeten hun bijdrage leveren. Als er geen goede verhoudingen zijn, weerspiegelt dat ongemak. Waarschijnlijk een residu van een crisis die nog lang niet voorbij is.'
Tot slot: bent u niet nog wat jong voor memoires?
Een Franse uitspraak zegt dat als de jongeren “het” nou maar zouden weten of de ouderen “het” nou nog maar zouden kunnen, de wereld daar wel bij zou varen. Dit boek is bedoeld om mijn levenservaring te delen. En om verantwoording af te leggen. Dat moet niet te lang worden uitgesteld.'